Herman Finkers zei ooit: “Ik heb als vader het huishouden thuis goed geregeld. Mijn vrouw wast, strijkt en stofzuigt en mijn schoonmoeder doet het poetswerk, de vloer en de ramen. Als ik op dreef ben op een verjaardag wil ik deze grap nog weleens van stal halen. Ik draag thuis mijn steentje bij. Ik doe mijn best. Met gepaste tegenzin. Dat wel. Ik moet aangespoord worden. Net als een paard. In galop zul je mij niet met de stofzuiger door het huis zien gaan. Ik geloof stiekem nog in kabouters. Kabouters die ’s nachts, als iedereen op één oor ligt, de boel van kant maken. Fabeltjes natuurlijk. Niet zo gek lang geleden werd ik ervan beticht laks te zijn. In het huishouden. “Maar schat, dan zijn al mijn vrienden dat.” Mijn vrouw antwoordde gevat: “Interesseert mij geen lor. Jij bent met mij getrouwd.” Zij heeft gelijk. Ik prijs mij overigens gelukkig dat zij geen ‘Vrouwtje Theelepel’ is. Ik heb een aversie tegen dat soort types. Wij hebben sinds enige tijd een poets. Eén keer per twee weken. Een halve dag. Hadden we veel eerder moeten doen. Een nuttige investering. Ze verschoont inmiddels de halve straat. Een leuk mens. Ze doet me aan mijn moeder denken. Geknipt voor the job. Maar ja……zij wordt er voor betaald. Ik niet. Onze kinderen maken het huishouden niet tot een feest. Ik twitterde laatst oprecht de tekst ‘Opruimen tegen de bierkaai’. Ik word er gek van. Voel me net een politieagent. Schaapachtig kijken ze me aan, als ik ze vermanend toespreek. Wij moeten harder optreden. Althans, dat spreken we telkens weer af. Ach, ik moet het ook weer niet overdrijven. In een huis moet geleefd worden. Het is per slot geen museum. Ik houd me maar voor dat het altijd erger kan. Er zijn ook vaders die thuis ‘huis houden’ als je begrijpt wat ik bedoel.
Lees Interacties